De 19de-eeuwse industriële revolutie schiep niet alleen treinen en spoorwegen maar ook ermee samenhangende nieuwe opdrachten voor de architectuur zoals de bouw van bruggen en van functionele stationshallen.Ze creeërde ook de nieuwe materialen waarmee deze gebouwen werden opgetrokken: gestandaardiseerde gietijzeren staven. Alleen met ijzer en glas konden enorme stationshallen overwelfd worden en niet met de traditionele stenen materialen. Gewapend beton kwam nog niet in aanmerking. Aan de vooravond van de wereldtentoonstelling van 1900 en naar het voorbeeld van gelijkaardige stationshallen liet architect V. Laloux in twee jaar tijd de Gare d'Orsay optrekken.
Het station werd gebouwd in een recordtempo, van 1898 tot 1900. De constructie was heel gedurfd voor die did, met een enorme metalen structuur die zwaarder weegt dan de Eiffeltoren en een middenschip groter dan dat van Notre-Dame ! Hoewel het gebouw opgetrokken werd eind 19de eeuw, is de stijl een mengeling van rococo en Napoleon III met een vleugje 1900 en heeft het meer weg van een paleis dan van een station. Later werd er een luxehotel bijgebouwd, waar in 1958 generaal de Gaulle zijn terugkeer naar het presidentschap aankondigde. Het was een kopstation, uitsluitend voor reizigers die de spoorlijn Paris-Orleans tot in het hart van de stad bracht. Het vormt een mooi voorbeeld van de architectuur in de periode van de Art Nouveau in "Parijs, samen met het Grand en Petit Palais en met de Pont Alexandra III, ook tot stand gekomen in 1900. Maar van het station werd nauwelijks dertig jaar gebruikgemaakt. De treinen waren immers to lang geworden en de perrons konden niet verlengd worden. De spoorliin naar het zuidwesten van Frankrijk werd dus opnieuw verbonden met het gore d'Austerlitz en Orsay was het tijdelijke onderkomen voor het theater Renaud.Barrault en voor het veilinghuis Drouot.
Door de modernisering van het treinverkeer, sinds 1939 niet meer gebruikt kreeg het gebouw achtereenvolgens verschillende occasionele bestemmingen, onder meer als locatie voor de opname van de film "Het Proces" van Orson Welles en als theater. In het begin van de zeventiger jaren werd het vroeger station, in tegenstelling tot de Oude Hallen van Parijs, van de afbraak gered door de hernieuwde belangstelling voor de bouwkunst van de late 19de eeuw.
De idee er een museum van te maken, kreeg vorm in 1975. Twee jaar later organiseert Giscard d'Estaing een wedstrijd. De inrichtingvan het station wordt toevertrouwd aan Gae Aulenti, een Italiaans architect. Het probleem was niet zo eenvoudig op te lossen. In een structuur die daar niet voor gebouwd was, moest nu een museum komen. De verlichting en de verwarming dienden aangepast aan deze enorme ruimte. Men moest erop bedacht zijn, dat het niveau van de Seine plots zou kunnen stijgen en de trillingen van de onderliggende extra snelle metro, de RER, moesten geneutraliseerd worden. En vooral, dat alles ging een pak geld kosten, wat wellicht het grootste struikelblok was. De nieuwe president, François Mitterrand, maakte komaf met de onzekerheden. Het project moest er komen en dus werd het budget verdrievoudigd.
Gae Aulenti ontworp een museum metvijf niveaus. In de middenbeuk, een centrale gang met aan beide kanten elkaar opvolgende zaaltjes. Dan een reeks terrassen die met weer andere zalen in verbinding staat. Een monumentale architectuur, die dankzij de stenen wat meer kleur heeft, vormt een tegengewicht voor het hoge gewelf.
De museumcollectie
Het museum wil een zo volledig mogelijk overzicht bieden van de gehele kunstproductie vanaf ca 1848 tot ca 1914 en aldus een brug slaan tussen de verzamelingen van het Louvre (van de Oudheid tot de 19de E.) en van het Musee d'Art Moderne in Beaubourg (20ste E.).
Hoewel het accent op de beeldhouw-, schilder- en sierkunst ligt, is er ook ruime aandacht voor de architectuur, en voor de nieuwe kunsten der fotografie en van de cinematografie (uitgevonden 1895). De literatuur en de muziek zullen geëvoceerd worden via tijdelijke tentoonstellingen, voordrachten en allerlei manifestaties. Overal in het museum tenslotte vinden de bezoekers documentatie rond de historische context waarin de tentoongestelde kunstvoorwerpen tot stand kwamen (Passage des dates, Passage de la Presse ... ).
Schilderkunst . - Delacroix (Romantiek), Ingres (Classicisme), Daumier (naturalisme), school van Barbizon: Millet , Corot (Romantisch-realisme), Courbet (realisme), Puvis de Chavannes
Impressionisme (grootste bloei 1870-1880): Manet, Monet, Renoir, Pissarro, Sisley, Degas.
Neo-impressionisme, Seurat, Signac, Pissarro.
pointillisme (1880-1890....)
- Post-Impressionisme, voorlopers van de 20ste eeuw (na 1880): Gauguin, Van Gogh, Cézanne, Toulouse-Lautrec, Rousseau le douanier.
- Les Nabis: Vuillard, Bonnard, Denis.
Beeldhouwkunst: Rude, Carpeaux, Carrier-Belleuse, Rodin, Bourdelle, Maillol
Art Nouveau: Guimard, Gallé en de school van Nancy, Lalique, art nouveau uit Belgiue (Van de Velde), Wenen, Glasgow, Chicago.