vrijdag 2 november 2007

Allerzielen




De traditie stamt, voorzover bekend uit de abdij Cluny (klooster uit het Frankische Rijk) waar abt Odilo in 998 bepaalde dat alle met Cluny verbonden kloosters op de dag na Allerheiligen de gestorvenen op bijzondere liturgische wijze moesten herdenken. In de 14de eeuw werd deze herdenkingsdag algemeen in de Rooms-Katholieke Kerk.


Allerzielen is een dag van gebed voor allen die uit dit leven zijn heengegaan en nog niet voor altijd bij de Heer zijn. Daarbij hoort ook een bezoek aan het kerkhof, een traditie die tot op de dag van vandaag op vele plaatsen wordt voortgezet. Tijdens de eredienst (de Kerk heeft een eigen liturgie voor de overledenen) worden de namen van de overledenen van het afgelopen jaar genoemd.


Het bidden voor de overledenen werd reeds in de 2de eeuw voor Christus gedaan (zie 2 Makk.12,43-45). Men geloofde dat de overledenen hierdoor van hun zonde zouden worden vrijgesproken.


Tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) werd de geloofsleer vastgelegd dat er een vagevuur is en dat de overleden gelovigen daar door de gelovigen op aarde kunnen worden geholpen.


Door de vaststelling van de gedenkdag op 2 november wordt de band van deze herdenking met Allerheiligen beklemtoond. Zo wordt benadrukt dat Gods volk, zowel zij die reeds in Gods aangezicht leven als zij die nog onderweg zijn naar de eeuwige zaligheid, één gemeenschap vormt.

Bron: www.allerzielen.nl

Cluny

De abdij van Cluny werd in 910 gesticht door Willem van Aquitanië. Men stelde er de hervorming voorop en wou de regel van Benedictus in zuiverheid herstellen. Er werd echter vooral nadruk gelegd op het eerste deel van die regel, Ora et labora. Er werd bijgevolg een strikte kloosterdiscipline uitgebouwd. Tegelijkertijd ontwikkelde zich in dezelfde geest de romaanse bouwkunst, gekenmerkt door de tongewelven die een goede akoestiek boden voor de religieuze zang. Daarnaast deed de orde ook aan liefdadigheid.

Men hechtte er veel belang aan de dodencultus en leken konden er missen laten opdragen voor hun dierbare overledenen. Odo van Cluny, abt van Cluny was een hevige promotor én invoerder van het kerkelijke feest van Allerzielen.
Het succes van Cluny is ook te danken aan de grote figuren die er als abt fungeerden: Petrus Venerabilis (12e eeuw), Odilo (11e eeuw) en Odo (10e eeuw).
Onder het abbatiaat van Odo werden honderden kloosters onder Cluny gesteld. De abt van Cluny was de overste over allen, maar aan het hoofd van elk van de dochterkloosters werd een prior aangesteld.
De abdij verrijkte zich door de eerder genoemde dodencultus en door de reliekverering die Cluny tot een zeer geliefd doel voor pelgrimage maakte.
Cluny bouwde al snel een netwerk uit:
Nieuwe stichtingen ontstonden die meteen voogdijvrijheid genoten. Cluny functioneerde als de moederabdij. Vanaf 1024 werd hun
immuniteit bovendien nog uitgebreid.
In de 12e eeuw resideerden er 300 monniken te Cluny.

Men stimuleerde er de reconquista door bedevaarten naar Santiago de Compostella te stimuleren. Zo verspreidde het christendom zich ook in Spanje.
De abdij verwierf ook grote politieke macht.

Niemand leeft voor zichzelf


Niemand leeft voor zichzelf
niemand sterft voor zichzelf
wij leven en sterven voor God onze Heer
aan Hem behoren wij toe.