vrijdag 15 februari 2008
Blade Runner
Regie: Ridley Scott
Scenario: Hampton Fancher, David Peoples
Met: Harrison Ford, Rutger Hauer, Sean Young, Edward James Olmos, Daryl Hannah, M. Emmet Walsh, Joe Turkel e.a.
112 min. / USA / 1982
In een recent onderzoek uitgevoerd bij wetenschappers, werd Ridley Scotts ‘Blade Runner’ uitgeroepen tot de beste SF-film ooit gemaakt, met Kubricks ‘2001: A Space Odyssey’ als nipte tweede. ‘Blade Runner’ is tijdens de voorbije twintig jaar inderdaad gecanoniseerd als één van de grote prestaties in het genre – mensen hebben dit een visionaire prent genoemd, een meesterwerk. Een klassieker. Maar soms moet je als criticus ook al eens tegendraads durven doen – wat mij betreft is ‘Blade Runner’ een visueel pareltje, dat me inhoudelijk echter steenkoud achterlaat. Het is ontegensprekelijk een belangrijke film, waarover heel wat te vertellen valt, en z’n opname in een reeks besprekingen van klassiekers is daarmee meer dan gerechtvaardigd, denk ik. Maar ik heb de film nu vier keer bekeken en telkens opnieuw merk ik dat ik zit te proberen om ‘m beter te vinden dan eigenlijk het geval is. Omdat ‘Blade Runner’ zo’n immense reputatie heeft, zit ik te zoeken naar goeie dingen, naar dingen waar ik positief over kan spreken. Maar m’n spontane reactie is er één van afstandelijke bewondering voor de visuele pracht en praal. Waarna ik op m’n horloge kijk.
Het jaar is 2019 – de Tyrell Corporation is een machtige industriële gigant die zogenaamde “replica’s” produceert, humanoïde robots die bestemd zijn voor slavenarbeid op gekoloniseerde planeten. Aangezien de replica’s in staat zijn tot reële emoties en intellectueel superieur zijn aan eender welk mens, raken sommigen onder hen hun leven als slaaf echter beu, en wanneer er robots in opstand komen, moeten de “blade runners” in gang schieten, speciale agenten gespecialiseerd in het opsporen en uitschakelen van replica’s. Harrison Ford is Deckard, een blade runner die in de eerste plaats gespecialiseerd is in het mistroostig voor zich uit staren in een café naar keuze in continu regenachtig Los Angeles. Wanneer vijf replica’s, onder leiding van Roy (Rutger Hauer), onstnappen van de planeet waarop ze werkten en koers zetten naar aarde, wordt hij erbij geroepen om hen tegen te houden.
Het was George Lucas die in 1977, met zijn ‘Star Wars’, het concept van de ‘used future’ initiëerde – science fiction waarin de futuristische sets, rekwisieten en kostuums, eruit zagen alsof ze allemaal al een tijdje hadden moeten meegaan. Ridley Scott nam dat idee al over in ‘Alien’ in ’79, en in ‘Blade Runner’ voert hij het principe in rechte lijn door. Geen blinkende nieuwe wagens, geen hypercompacte, superefficiënte technologische snufjes, niets van dat alles. In de toekomst is het nog steeds evenzeer behelpen als nu – auto’s kunnen dan wel vliegen, maar in de eerste plaats zouden ze eens gewassen moeten worden. Technologische vooruitgang heeft primair gezorgd voor nóg grotere, onpersoonlijke wolkenkrabbers waarin mensen als sardientjes op elkaar gepakt zitten, voor nóg grotere reclamepanelen (de product placement in ‘Blade Runner’ neemt hallucinante proporties aan) of, zoals in het geval van de replica’s zelf, voor nóg grotere veiligheidsproblemen. De toekomst van ‘Blade Runner’ bevat eigenlijk nauwelijks vooruitgang. Alleen modernisering.
En die modernisering is vaak een genot om naar te kijken – Scott benadert ‘Blade Runner’ als een film noir, en werkt dan ook met diepe schaduwen, lichten die door luxaflexen naar binnen vallen, opkringelende rook, neonlichten, fotogeniek neerplensende regen en vaak lang aangehouden close-ups. Al die visuele motiefjes van de film noir zien we hier terug, maar dat dan gekoppeld aan special effects die voor 1982 ronduit spectaculair waren, en nu nog steeds verrassend geloofwaardig overkomen, gelet op de leeftijd van de prent. ‘Blade Runner’ is fantastisch om naar te kijken, elk beeld is een plaatje, zorgvuldig geconstrueerd door een regisseur die wéét wat compositie betekent, het in elkaar steken van een shot. Let op die vele beelden van het Tyrell gebouw. Of die finale waarin Ford aan de rand van een gebouw hangt te bengelen. Rutger Hauers memorabele vaarwel (All these moments will be lost in time, like tears in the rain...), gevolgd door een slow-motion shot van een opvliegende duif.
Dat zit dus allemaal wel goed, maar buiten een simpel schouwspel moet een film ook op het inhoudelijk niveau iets te bieden hebben dat de moeite van het vermelden waard is. ‘Blade Runner’ heeft voldoende visuele kracht om als ode aan de film noir mee te kunnen spelen met de grote jongens, maar de plot op zichzelf is uiteindelijk niet zo opmerkelijk. Deckard weet vanaf het begin hoe het verhaal in elkaar zit en hoe de betrokken replicanten eruit zien – veel detectivewerk is er van zijn kant niet vereist. Hij volgt de sporen die zichzelf aandienen en na een tijdje botst hij simpelweg op de robots die hij zoekt. Ook een romance tussen Deckard en Rachael (Sean Young), een replicante die aanvankelijk niet eens wéét dat ze geen echt persoon is, komt nogal magertjes over. Rachael werd door haar schepper gemaakt met een ingebouwd geheugen vol herinneringen aan een leven dat ze nooit heeft geleid. Voor zover zij weet, is ze een gewoon mens – tot Deckard haar koudweg meedeelt dat ze wel degelijk een replica is. Hij somt haar meest intieme jeugdherinneringen op, omdat hij weet wat Tyrell bij haar heeft geprogrammeerd. Allemaal goed en wel, dat zijn tamelijk interessante scènes, maar volgens welke logica komen we van die situatie plotseling naar één waarin Rachael in staat is om verliefd te worden op Deckard? Meer dan dat, gezien wat voor hekel Deckard heeft aan replica’s, waarom zou hij zichzelf toestaan om verliefd te worden op haar?
‘Blade Runner’ is meer een film van ideeën dan één van plot: het idee van een hevig gecommercialiseerde toekomst waarin business alles bepaalt en het concept van menselijkheid steeds verder wordt uitgehold (wat wel vaker terugkwam bij Philip K. Dick, de schrijver op wiens kortverhaal de film gebaseerd is). Wanneer wordt een machine menselijk? Waar gaat hij zich de vragen stellen: wat doe ik hier en waarom? De manier waarop de replica’s op zoek gaan naar hun schepper, is weinig meer of minder dan een zoektocht naar God, om hen die eeuwige vraag te stellen die de mensheid ook al jaar en dag dwarszit: waarom die flauwe plezante ons eigenlijk gemaakt heeft als we uiteindelijk tóch de pijp aan Maarten moeten geven. Die ideeën overleven in de film, maar de verhaalsstructuur waarin ze gegoten worden, is simpelweg niet zo uitdagend of boeiend als hij had kunnen zijn.
Bovendien laat Ridley Scott ook hier z’n gebruikelijke neiging tot bombast weer gelden, met scènes die soms bizar lang worden uitgerokken (de finale confrontatie tussen Deckard en Roy duurt twintig minuten, wat op den duur eindeloos gaat lijken) en een synth muziekscore van Vangelis die ronduit wraakroepend is. Had Scott ons nu eens in de eerste plaats personages gegeven waarvoor we iets kunnen voélen of een plot die ons iets méér werk te doen gaf om ‘m in elkaar te puzzelen, dan had dit inderdaad de visionaire film kunnen zijn die velen ‘m nu al noemen. Zoals het is, noem ik dit een interessante mislukking. Visueel interessant dan.
Bron : http://www.digg.be/movie.php?id=724