woensdag 21 november 2007

Het gulden vlies


Het Gulden Vlies is de gouden schapenvacht van de god Chrysomallos. Ze behoorde eigenlijk toe aan de gouden ram die de kinderen van koning Athamas, Phrixus en Helle verjoeg, in opdracht van Athamas' nieuwe vrouw, Ino. Toen Phrixus en Helle aankwamen, offerde Phrixus de ram, en hing de gouden vacht op. Het gulden vlies was het doel van een queeste ondernomen door Jason en de Argonauten. Het vlies was in het bezit van Aietes die Jason drie opdrachten gaf teneinde het vlies te verkrijgen.

  • toom de vuurspuwende stieren in en ploeg hiermee een veld om
  • plant drakentanden, en versla het leger dat uit deze drakentanden groeide (dat deed Jason door een rotsblok in hun midden te gooien)
  • versla de altijd wakende draak die het vlies bewaakt

Bij het uitvoeren van de opdrachten kreeg Jason hulp van Medea, zijn geliefde, de dochter van Aietes. Nadat Jason en de Argonauten het vlies veroverden zette de koning de achtervolging in langs twee kanten, maar uiteindelijk kwamen de Argonauten toch in Pagasai aan waar ze ook hun reis begonnen, doordat ze koning Aietes met een list op afstand wisten te houden. Ze wierpen hiertoe de lichaamsdelen van Absyrtus, het gedode broertje van Medea overboord, die alle door haar vader werden verzameld, waardoor hij slechts langzaam vooruit kwam.

Jason stierf uiteindelijk toen hij onder het dek van zijn schip sliep dat instortte.


Bron :http://nl.wikipedia.org/wiki/Gulden_vlies_(mythologie)

De Orde werd op 10 januari 1430 in Brugge ingesteld door Filips de Goede, hertog van Bourgondië, bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. De Orde van het Gulden Vlies was de tegenhanger van de Engelse Orde van de Kousenband, die uit 1348 dateert. Met de instelling van deze Orde wilde Filips de Goede nog meer aanzien geven aan zijn dynastie. De nieuwe Orde was een select gezelschap waarmee de hertog zijn beste medewerkers en buitenlandse bondgenoten kon eren. De Orde werd erkend door de paus en geniet pauselijke privileges. Een van de voorrechten van de Ridders in deze Orde is dat zij van de paus het recht hebben gekregen om in hun slaapkamer een mis te laten opdragen. Dit voorrecht delen zij met hoge geestelijken en katholieke vorsten.

De Orde bestond aanvankelijk uit dertig ridders en vier officieren: een schatbewaarder, een wapenmeester, een kanselier en een griffier, met aan het hoofd de Hertog van Bourgondië. Het aantal Ridders werd in 1516 uitgebreid naar vijftig. De Heer der Nederlanden was tevens het hoofd van de Orde, dus na Filips de Goede werd deze functie bekleed door achtereenvolgens Karel de Stoute, Filips de Schone, Karel V, Filips II, enzovoort.

De orde verloor zijn grootmeester uit het Huis Valois toen Karel de Stoute sneuvelde in de Slag bij Nancy in 1477. De orde bleef in handen van diens dochter Maria van Bourgondië en haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk uit het huis Habsburg. Hierdoor namen de Habsburgers, als opvolgers van de titel "duc de Bourgogne", de soevereiniteit over van de Orde.

In 1516 wijzigde Karel V, keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning van Spanje en heer der Nederlanden, de statuten van de Orde en er werden nu vijftig ridders benoemd in plaats van dertig. Dit werd in hetzelfde jaar bevestigd in de bul van Paus Leo X, waarbij tevens de stichting van de orde werd bevestigd door de paus. De bul bevindt zich sinds 1934 in het Haus-, Hof- und Staatsarchiv in Wenen.

De pauselijke privileges, toegekend door de bul van Paus Leo X, tonen aan dat deze Orde in feite een religieuze gemeenschap was. De vergaderingen moesten plaats hebben in een kerk, waarbij de leden van de Orde een gereserveerde plaats hadden in het koorgestoelte - plaatsen anders voorbehouden aan de clerus. Hierdoor vindt men in verschillende kerken de wapenschilden van de ridders van de Orde in het koorgestoelte (Gent, Brugge, Mechelen, Barcelona).

Karel V, keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning van Spanje en heer der Nederlanden heeft de Ridders slechts eenmaal tijdens zijn lange regering bijeengeroepen voor een kapittel.Dat werd in Barcelona gehouden. Karel liet de titel van Grootmeester na aan zijn zoon Filips II. Maar ook Karels broer, Ferdinand, die na de abdicatie van Karel V keizer werd, eigende zich het recht toe om ridders in deze orde te benoemen.

De vliesridders waren niet onderworpen aan de wereldlijke rechtsmacht, maar aan het eigen gerecht van de Orde. Tijdens de regering van Filips II werd deze bepaling genegeerd. De veroordeling in 1568 door de "bloedraad" en de daaropvolgende terechtstelling van de graven van Egmond en Hoorne, beiden Ridder van het Gulden Vlies en dus onschendbaar, was immers in strijd met deze bepalingen. Er werden in de daaropvolgende jaren geen kapittelvergaderingen meer gehouden om koning Filips II de schande te besparen hiervoor ter verantwoording geroepen te worden. De gerechtelijke moord op de twee vliesridders belandde in de doofpot.

In de 16e eeuw ontstond dus, naast de Spaanse tak ook een Oostenrijkse tak van de Orde. De Spaanse en Oostenrijkse kanselarijen correspondeerden vruchteloos over deze kwestie totdat in 1700 met de dood van Karel II de Spaanse Habsburgers uitstierven.

Filips van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV, uit het huis Bourbon, die in 1700 als Filips V koning van Spanje werd, noemde zich, zonder dat hij daar een overtuigend recht op kon doen gelden, grootmeester van deze orde. Oostenrijk protesteerde tevergeefs.

De laatste Habsburgse keizer stierf in 1766. Zijn dochter, keizerin Maria Theresia, erfde van haar vader niet alleen zijn grondgebied maar ook de zeggenschap over de Orde. Het huis Habsburg-Lotharingen erfde aldus de titel met de Oostenrijkse landen en de Oostenrijkse Nederlanden.

Bron :
http://nl.wikipedia.org/wiki/Orde_van_het_Gulden_Vlies